Elders – Opus 4

Standplaats Baarn

Ewa Maria Wagner

1

Standplaats Baarn

Foto: Ron Pol, Viool met een uitzicht (1994)

VorigeVolgende

Opus 4

Ben je nu musicus of schrijver? vroeg een vrouw na afloop van mijn lezing over vrouwelijke componisten in de Baarnse bibliotheek. Door de drukte om me heen, maar ook omdat ik het antwoord niet wist, vroeg ik of ze van de lezing had genoten. De anderen wilden meer over de componisten weten en hoe ik de vrouwen in Baarn had ontdekt. Twee mensen gaven me nog visitekaartjes en beloofden een spoedig contact. Ondanks alle hartelijkheid die ik dankbaar in ontvangst nam, verdween het ongemak over die eerste vraag niet. Zodra ik weer alleen stond pakte ik mijn spullen in, wierp nog een blik in de menigte rondom de koffietafels, maar kon de vrouw van de vraag niet meer vinden. Daarop verliet ik de zaal en liep door naar mijn fiets in het rek bij het raam van de bibliotheek. Het regende, met mijn hand veegde ik het water van mijn zadel, zag mijn spiegelbeeld in het raam.
    Wat was ik nu: musicus of schrijver?
    Dezelfde dag nog ging ik naar Groningen. Afgeleid door de prikkels van het weekend, mijn gezelschap en de stad zelf ging ik de confrontatie met deze vraag bewust niet aan.

Pas vier dagen later, terug in Baarn, voelt het alsof de grijze hemel van afgelopen donderdag en zelfs de regen op me gewacht hebben. Op het ritme van mijn voeten in het bos van Kasteel Groeneveld dansen mijn gedachten onder de paraplu opnieuw rond de bewuste vraag, die me dieper raakt dan me lief is.

Het verlangen om te schrijven is er altijd, maar tussen ‘daar buiten’ en mijn ‘schrijvende ik’ is er ook nog een wereld die er verantwoordelijk voor is dat ‘daar buiten’ en de ‘schrijvende ik’ elkaar blijven voeden, want het ene kan niet zonder het andere. Als peuter al speelde ik liever met boeken dan met poppen. Van het alfabet maakte ik figuurtjes op papier en ik verwonderde me erover dat iedere letter met een apart geluid met mij praatte. Maar toch was het muziek die mijn leven richting gaf. De viool van mijn vader vertaalde mijn kinderwereld naar klanken, nodigde me uit om samen met hem op mijn miniviool te spelen. Het trof me dat ik me toen geen kind, maar een gelijkgezinde voelde. Jaren later, toen mijn muziek de zijne ontsteeg, begon vader meer te praten dan te spelen, wat onze relatie vertroebelde. In gebrekkig Silezisch ondermijnde hij niet alleen de kunst van het musiceren, maar ook mijn kunnen. Kortom, we raakten elkaar kwijt.
    Het ging niet goed tussen ons totdat ik, decennia later, begreep dat hij het over zijn eigen mislukking en desillusie had en niet over mij. Ooit had hij musicus willen worden, een droom die hij niet verwezenlijkt had, en oud en zwak zocht hij nog steeds naar een schuldige. Daarbij ontdekte ik nog meer geheimen, waaronder zijn welbewuste afkeer van taal. Van de ontdekking dat hij – net als mijn moeder – in Duitsland en niet in Polen was geboren, schrok ik en sloeg op de vlucht. De twijfels over wat nu mijn moedertaal was veroorzaakten een aardverschuiving in al mijn waarden. De kortsluiting ergens in mijn binnenste was niet meer terug te draaien, het voelde alsof ik niet door mijn vader maar door mezelf verraden was: in plaats van mijn diepgewortelde taalliefde had ik als kind voor muziek gekozen.
    Sinds dat moment bespeurde ik een groeiend verlangen naar een schrijverschap. Maar de bewustwording van de verdoofde krachten die in me sluimerden was nog maar net begonnen. Jarenlang weggestopt in een zelfgekozen muziekasiel was mijn taal weggeraakt. Onderweg naar mijn ware ‘ik’ nam ik de letterspelletjes van mijn kindertijd onder de loep en zocht ze terug in het Pools, het Duits, daarna in het Frans, het Engels, maar vond pas aansluiting in het Nederlands. Het Nederlands liet me als eerste ‘naar binnen’, want ondanks mijn vervormde tongval en onvolmaakte kennis van de grammatica bood het mij tenminste ruimte. Ik vond er de vrijheid in om mijn muziek en haar woorden vorm te geven en zo ontstond wat ik ‘de tussenwereld’ ben gaan noemen.

De regen stopt, in de tot rust gekomen plassen weerkaatsen de kale boomkronen weer. Het schemert al, ik klap de paraplu dicht en zie in de verte licht branden op de eerste verdieping van het kasteel. Het is maandag, is het toch geopend? Een paar minuten later stap ik naar binnen en hoor iemand zachtjes vioolspelen. Het geluid volgend kom ik in een zaaltje terecht waar een blond meisje wat stijfjes op de snaren strijkt. Haar lippen bewegen alsof ze het muziekstuk toespreekt. Er zit een man in de zaal. Zodra hij me ziet, springt hij op en verontschuldigt zich, hij denkt dat ik iemand van het management ben. Het kasteel is inderdaad vandaag niet voor publiek toegankelijk, hij is hier een beetje stiekem, maar zijn dochter moet over een paar dagen in deze zaal optreden en ze kan al twee nachten van de zenuwen niet slapen. Hij had een vriend die hier werkt gevraagd om vandaag de zaal in te mogen, zodat zijn dochter alvast aan de sfeer kon wennen.
    Het meisje let niet op ons en speelt gespannen door. Even staan we samen naar haar te luisteren. Het tedere meisjeslijf, de wil van de vader, zelfs het muziekstuk herken ik. Onmogelijk van haar te verlangen dat ze weet wat ze later wil worden. Dan draait de man zich nog een keer naar me toe: ‘U komt me bekend voor, wie bent u?’
    Op hetzelfde ogenblik stopt zijn dochter met spelen alsof ook zij mijn antwoord wil horen. Verwonderd door de gewaarwording precies nu hier te zijn, keer ik me naar de vader toe. ‘Ik ben schrijfster,’ glimlach ik, ‘maar ik speel ook heel erg graag altviool.’

Ewa Maria Wagner, in 1964 geboren in Silezië, schrijft over haar leven: ‘Na vanaf 1988 drie jaar in München te hebben gemusiceerd, vond ik in Nederland de muziek, het schrijven en mezelf.
    Silezië worstelt al eeuwenlang met zijn identiteit. Misschien daarom besloot mijn vader dat een leven in de muziek de beste weg voor me zou zijn. Maar mijn relatie met de letteren, die ik al sinds mijn kinderjaren koester, groeide met mijn talenkennis mee. Na Pools, Duits, Russisch, Frans en Engels, bekrachtigt juist het Nederlands mijn liefde voor verhalen – de essentie van mijn leven. Sinds het diploma dat ik in 2016 aan de Schrijversvakschool in Amsterdam behaalde, verdiep ik me dagelijks in de Nederlandse taalkronkels om naast mijn geliefde orkestbaan fatsoenlijk te kunnen schrijven. Muziek is mijn rode draad, maar of het nu mijn columns in de NRC betreft, mijn debuutroman Het Tristan Akkoord (2019), mijn essays over mijn woonstreek in de Baarnsche Courant of mijn bijdragen aan Elders literair, zingeving vind ik in de taal zelf.’ www.ewamariawagner.nl

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *