Elders – Opus 2

Standplaats Baarn

Ewa Maria Wagner

1

Standplaats Baarn

Foto: Ron Pol, Viool met een uitzicht (1994)

VorigeVolgende

Opus 2

In het Baarnse Bos beschijnt de zon de kale bomen. Doordat de ochtend net begonnen is, zijn de paden nog vochtig van de winterse nacht. Zelden wandel ik om deze tijd hier, maar de afgelopen dagen voelen anders dan andere dagen sinds ik in Baarn woon. Kortgeleden is Oekraïne door Rusland aangevallen. Het geweld vindt tweeduizend kilometer hiervandaan plaats, toch kruipt de onrust onmiddellijk in mijn lichaam terug. Alsof de decennia tussen toen en nu er niet zijn geweest, alsof ik nog steeds op de vlucht ben, alsof ik niets in mijn leven heb geleerd.
    Toen ik vanochtend wakker werd, bemerkte ik een groeiende vrees om mijn vrijheid te verliezen. De ongegronde opvatting dat de vluchtelingen ons leven hier in gevaar brengen, ontmoeten mijn oude beduchtheid waaraan ik nooit meer herinnerd wilde worden. Maar ik gun ze geen greep op me, pak mijn laarzen, schiet mijn jas aan en vlucht voor mijn bedenksels naar buiten. Doch het voetenwerk zet mijn gedachtemolen in de verkeerde richting in beweging. Als ik nu opzij kijk, zie ik in plaats van een hoopje bijeengeharkte bladeren een soldatenjas, of zelfs de soldaat zelf.
    Ik blijf midden op het bospad staan, schud mijn hoofd en zie gewoon weer bladeren. Baarn, de stilte van de ochtend en het diffuse licht om mij heen kalmeren me. Ik besef hoe dierbaar de lange dagen me hier geworden zijn en hoe kort al die jaren nu voelen.

In oktober, eind jaren tachtig van de vorige eeuw, was het precies omgekeerd. De jaren leken geen eind te hebben en de dagen werden verminkt door onzinnige regels, waardoor er geen plaats overbleef voor de verborgen schoonheid van het alledaagse. Muziek bood me al vanaf mijn eerste aanraking van de viool bescherming tegen het communisme in mijn geboorteland Polen. Een hele opleiding later, met een cum-laudediploma van het conservatorium op zak, kwam ik in aanmerking voor een masterclass altviool bij een bekende altvioliste in München. Dat ze niet alleen een ster op mijn instrument was, maar ook nog een vrouw, prikkelde me het meest. Als het andere vrouwen lukt vrij te leven, dan moest het mij ook lukken. Toegegeven, er waren niet velen die vrijheid kozen, maar ze waren er wel. Mijn droom over een autonoom bestaan was te sterk om te negeren, en ik zei mijn geliefde Silezië voor een jaar vaarwel in de overtuiging dat ik als een ander mens zou terugkomen. Met mijn instrument, twee koffers en een heleboel verwachtingen stapte ik zes maanden na mijn vierentwintigste verjaardag op de trein naar Duitsland.
    Het was ruim na middernacht, vijf reizigers en ik zaten dommelend in de donkere coupé, toen een fel licht ons wakker maakte. Een van twee grenssoldaten stapte naar binnen, keek eerst naar ons en toen naar de bagage boven onze hoofden. Hij wees naar mijn altvioolkoffer.
    ‘Wat is dat? Openmaken,’ zei hij zonder mijn antwoord af te wachten. Ik stond op en deed wat hij vroeg. De karige ondervraging verliep goed, totdat ik hem spontaan corrigeerde toen hij mijn instrument voor de zoveelste keer ‘viool’ noemde. ‘… Altviool,’ zei ik, ‘dat is een altviool.’
    Hij keek op. Ik zag hoe snel het bloed zijn wangen kleurde, zijn ogen werden donker.
    ‘Uitstappen jij!’ riep hij zo hard dat zijn speeksel op mijn lippen spatte. Ik maakte de altvioolkoffer snel dicht en klemde hem tegen mijn buik. Op het moment dat ik de soldaat passeerde, rook ik zure adem uit zijn mond. Ineens griste hij de altviool uit mijn handen en smeet hem op de grond. Hij duwde me voor zich uit met een hard voorwerp in mijn rug.
Bij de deur dwong hij me te springen.
    Het perron was wit van het halogeenlicht. Verderop zag ik andere grenssoldaten groepjes mensen controleren. Het was niet erg koud, maar ik rilde. De reizigers achter de ramen keken schuw toe. De soldaat lachte flauwtjes naar zijn kameraden die naar ons toe kwamen, een van hen richtte zijn geweer.
    ‘Wat heb ik gedaan?’ probeerde ik, ‘wat is er?’
    ‘Paspoort!’ brulde hij.
    Waarom vroeg hij dat niet meteen in de trein? Haastig ritste ik mijn jasje open. Zodra ik mijn andere hand in mijn binnenzak stak, richtte ook hij zijn geweer op me.
    ‘Uit de kleren! Nu!’
    De klik waarmee hij zijn trekker spande, maakte mijn keel pijnlijk droog, ik bevroor.
    ‘Versta je nu al geen Pools meer?’
    Mijn angst liet geen beweging van mijn lichaam toe. Toen hij met het uiteinde van het geweer tegen mijn schouder stootte, schoten mijn armen omhoog. Wat wilde hij? Al mijn papieren waren in orde, dat wist ik zeker. ‘Maar…’
    ‘Jas uit!’
    Moeizaam kwam ik in beweging. Hij noemde alle kledingstukken die ik voor hem moest uittrekken. De tijd stond stil, bij ieder stuk dat ik op de grond liet vallen, dacht ik: als ze maar niet op me schieten. Ik stond nog slechts in mijn bh en slip. De andere soldaat liet zijn geweer zakken, ik begon te huilen.
    ‘Uit!’ hoorde ik opnieuw brullen. Terwijl ik mijn bh losmaakte, keek ik naar de treinramen, maar de gezichten erachter waren allemaal weggedraaid.
    De overige mensen stapten weer in de trein. Ik dacht aan mijn altviool in de coupé en bad dat ze me eindelijk met rust zouden laten. Toen liet ik mijn slip op mijn blote tenen vallen.
    Waarom dacht ik dat mij iets zou lukken wat duizenden anderen niet gelukt was? München en het Westen schoven van me weg. De wereld veroveren leek me verder dan ooit, een vrouw heeft een bepaalde weg te gaan, die weg zou bij mij niet anders zijn. Het maakte niet uit wat er nu gebeurde, ik zou nooit meer dezelfde worden.
    ‘Paspoort!’
    Ik begreep niet wat ik moest doen, het document zat nog steeds in de binnenzak van mijn jas, die nu vormloos op de grond lag. Onzeker bukte ik, maar mijn klamme handen konden de kleding niet zo snel ontwarren. Het duurde dan ook even totdat ik het paspoort vond. Ik reikte het hem aan. Hij bleef staan. Ik moest nog dichterbij komen. Toen ik in de wolk van zijn adem stond, nam hij aarzelend het document over. Hij keek een paar keer van de foto naar mijn borsten, alsof ze ook in mijn paspoort afgebeeld stonden. Toen hij de uitnodiging van het conservatorium in München openvouwde, zag ik zijn gezicht veranderen. Op dat moment hoorde ik het fluitje van de conducteur.
    ‘Waarom dan niet meteen, hè?’ Het paspoort trof me in mijn gezicht en klapte vervolgens open op mijn voet, de uitnodiging viel verderop. Die raapte ik als eerste op. Als ik er dan niet heen mocht, dan wilde ik hem bewaren om me ooit nog aan mijn droom te herinneren.
    Ineens kwam de conducteur tussen ons staan. De soldaten lachten nog steeds, terwijl we nu met z’n tweeën mijn kledingstukken opraapten. Ik wilde me aankleden, maar hij schudde zijn hoofd en maakte een beweging met zijn kin. ‘Daarvoor is nu geen tijd meer, stap in, zie dat je hier wegkomt.’
    Binnen een seconde schoot ik mijn schoenen aan, maakte een bundel van de kleren en pakte op het laatste moment het paspoort op. Toen rende ik naar de deur. De conducteur hielp me in te stappen, ik merkte ineens hoe heftig mijn handen trilden. Binnen begon ik hard te snikken.
    De conducteur floot en de trein begon te rijden.
    ‘Vuile honden…,’ zei hij. ‘Ze proberen het iedere keer en hopen dat ik ooit een meisje bij ze achterlaat.’
    ‘Dank je,’ fluisterde ik.
    ‘Ik heb ook een dochter… iets jonger dan jij…’
    De trein was al in volle gang toen ik me aankleedde. In de coupé knikten de mensen naar me, maar niemand zei een woord. Mijn altviool lag weer boven op het rek.
    Net toen ik ging zitten, kwam de trein met een schok tot stilstand. De deur van de coupé ging weer open en een Duitse douanebeambte vroeg naar mijn paspoort. Hij bladerde er aandachtig door, controleerde het visum en vroeg naar het doel van mijn verblijf in Bondsrepubliek Duitsland.
Ik trok mijn jas strakker om mij heen en gaf met een droge keel antwoord. Hij wilde niet eens de uitnodiging zien, maar glimlachte naar me. ‘Is het instrument van u?’
    Ik knikte.
    ‘Een… altviool, zo te zien.’
    Ik zette grote ogen op.
    ‘Muziek staat boven alles op deze wereld… veel plezier met de studie,’ zei hij, en na een korte controle van de andere reizigers zei hij tegen ons allemaal: ‘Welkom in West-Duitsland. En nog een fijne reis naar uw eindbestemming.’ Vervolgens verliet hij de coupé.

De lucht voelt milder. Een hond loopt recht op me af en kwispelt vriendelijk met zijn staart. Spontaan springt hij met zijn vieze voorpoten tegen mijn broek. Zijn baas lacht verontschuldigend naar me.
    ‘Dat geeft niet,’ verzeker ik hem.
    Een fractie van een seconde kijken we elkaar in de ogen. Een vredige entente tussen twee mensen in een vrij land. Hij doet de hond nu wel aan de lijn en we vervolgen ieder onze eigen weg. Om de platitude dat na zoveel jaar ‘iedere hond me hier herkent’ moet ik lachen.
    Mijn onrust smelt weg. Het besluit na afloop van de masterclass in München verder te gaan en te spelen waar ik welkom was, voelt vandaag nog steeds goed. Ik draai me om en loop nu naar huis, ervan doordrongen dat de blauwe lucht boven mijn hoofd niet vanzelfsprekend is.
    Zodra ik thuis ben, schop ik mijn schoenen van mijn voeten en ga spelen. De altviool is inmiddels een ander instrument uit een ander land, maar de muziek staat me nog altijd bij en laat me ook vandaag de toekomst verwelkomen.

Ewa Maria Wagner, in 1964 geboren in Silezië, schrijft over haar leven: ‘Na vanaf 1988 drie jaar in München te hebben gemusiceerd, vond ik in Nederland de muziek, het schrijven en mezelf.
    Silezië worstelt al eeuwenlang met zijn identiteit. Misschien daarom besloot mijn vader dat een leven in de muziek de beste weg voor me zou zijn. Maar mijn relatie met de letteren, die ik al sinds mijn kinderjaren koester, groeide met mijn talenkennis mee. Na Pools, Duits, Russisch, Frans en Engels, bekrachtigt juist het Nederlands mijn liefde voor verhalen – de essentie van mijn leven. Sinds het diploma dat ik in 2016 aan de Schrijversvakschool in Amsterdam behaalde, verdiep ik me dagelijks in de Nederlandse taalkronkels om naast mijn geliefde orkestbaan fatsoenlijk te kunnen schrijven. Muziek is mijn rode draad, maar of het nu mijn columns in de NRC betreft, mijn debuutroman Het Tristan Akkoord (2019), mijn essays over mijn woonstreek in de Baarnsche Courant of mijn bijdragen aan Elders literair, zingeving vind ik in de taal zelf.’ www.ewamariawagner.nl

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *