Elders – Opus 1

Standplaats Baarn

Ewa Maria Wagner

1

Standplaats Baarn

Foto: Ron Pol, Viool met een uitzicht (1994)

VorigeVolgende

Opus 1

In een klein Nederlands dorp loopt iemand met harde passen door het station. Elders gaat een telefoon. Een zachte kreet in een vreemde taal op het perron trekt mijn aandacht. Zelfs Baarn is aan het veranderen. Een moderne trein remt al ruim op tijd zachtjes af om niet op de ouderwetse sfeer van het gebouw te botsen. Toch kijken de mensen op. Ik niet. Ik sluit mijn ogen en luister naar het geruis van de uitstappende passagiers.
    Een scherpe fluit van de conducteur snijdt de lucht tussen de reizigers en mij in tweeën en ik blijf aan de stille kant achter. Nu pas durf ik op te kijken. Nog net zie ik de rode lichten van de trein achter het Baarnse Bos verdwijnen en ik ontspan me op het perronbankje.
    Tussen mij en de uitgang liggen stoeptegels. Misschien zijn het er meer, of minder, maar voor mij zijn het er dertig. Een steen voor elk jaar van mijn leven in Nederland. Ik vraag me af of stoeptegels tegenwoordig ook in alle andere landen dezelfde grootte hebben, zodat mensen zich overal thuis kunnen voelen, maar ik weet het niet. En als ik iets niet weet, zoek ik meestal een station op. Deels om de eerste de beste trein te pakken, maar deels om me zekerder te voelen, want hier lijkt iedereen alles zeker te weten, ook al is het maar hoe van A naar B te komen.
    In afwachting van het besluit om te blijven of toch weg te gaan, tel ik opnieuw de tegels. Eerst in het Pools, dan in het Duits, en om helemaal zeker te zijn ook nog een keer in het Nederlands. De drie talen passeren elkaar in mijn hoofd als internationale treinen, versnellen mijn herinneringen en raken door elkaar. Nu ik mijn gedachten niet meer kan vertalen, schuil ik gauw in het vertrouwde Nederlands. Dan hoor ik ineens jongens vloeken.
    In jeans en hoodies lopen ze met z’n tweeën vrij dicht langs mijn bank. Ik schrik. Klein beetje bevreesd, misschien omdat ik zelf geen kinderen heb, vraag ik me af hoe oud ze zullen zijn. Achttien? Misschien zelfs jonger. Ze letten gelukkig niet op me, er zitten oordoppen diep in hun oorschelpen en ze schokken nu met hun schouders. De ene tikt met zijn voet op het perron, ze lachen geluidloos en stoeien ritmisch met elkaar in een soort berendans. In de stilte houd ik een wakend oog op de twee, maar ik schat ze als ongevaarlijk in.
    De imaginaire klanken brengen me in de tijd terug, ik ben weer kind, en mijn hoofd resoneert met klassieke muziek, altijd alleen maar klassieke muziek. In een ander land in een andere tijd was deze muziek niet in oordoppen gevangen, maar kon juist vrijheid betekenen. Mijn Duitse vader was een liefhebber, hij wist dat muziek ook in een communistisch land een privilege was, en timmerde vanaf mijn zesde aan mijn muzikale toekomst. En ook al verloor mijn kinderhart zich zoveel meer in boeken, ik geloofde hem.
    De tegels bewegen, nee, het zijn de voeten van de jongens, ze dansen nu sneller met elkaar. Even ben ik jaloers op hun jeugdige onbevangenheid waarmee ze zo van de muziek kunnen genieten. Ik was veel strenger voor mezelf, had vanaf het begin een doel willen behalen, als puber wisselde ik zelfs mijn viool in voor een altviool, waarop ik tot aan mijn eerste vaste baan doorgespeeld heb. Nu kan ik zeggen dat het doel is bereikt, maar kan ik er nog van genieten?
    Het voelt alsof ik ooit in een trein gestapt ben, mijn leven kwam wel in een versnelling maar tot mijn verbazing bracht ieder station me dichter bij mijn verloren kinderhart dat eens compleet in de boeken verdween. Ik ben dertig jaar geleden in Hilversum uit deze trein gestapt. Tussen toen en nu, in vele kleine stoptreinen die me van het ene naar het andere concert brachten, vroeg ik me af of dat was wat ik wilde.
    Stiekem kijk ik nu weer naar de jongens, hun muziekplezier overweldigt mij. Op mijn altviool oefende ik vaak om stilletjes in de muziek weg te kunnen kruipen en het leven te ontlopen.
    Nog niet zo lang geleden moest ik met de trein naar mijn werk in Amsterdam. Tegenover mij kwam een vrouw zitten. Ze pakte een leerboek uit haar tas, Nederlands als tweede taal. Ik vroeg haar waar ze vandaan kwam. Uit Krakow, antwoordde ze, en we raakten in gesprek. Zonder taal kun je niet leven, je zult het land nooit begrijpen, zei ze tegen mij. Ik kon die nacht niet slapen. Recent waagde ik eindelijk de sprong muziek voor Nederlands in te ruilen. Ik leefde op en was ineens iemand anders. Of juist mezelf?
    Schrijvend heb ik ontdekt dat ik het verleden achter me kan laten. Maar ik moet wel het heden in de gaten houden, want tijd en waarheid zijn geen vrienden van elkaar: zonder tijd klopt de werkelijkheid niet.
    Een telefoon die vlak achter me afgaat, laat me schrikken. Tegelijkertijd hoor ik een man met harde passen langslopen, maar het plotselinge lachen van twee vrouwen naast me leidt me af. Ik kan de man ook niet meer zien, want een trein glijdt alweer zachtjes langs het perron. De twee jongens en een aantal andere mensen die ik nu pas opmerk, stappen in. Als de trein de deuren sluit, overvalt me het gevoel gevonden te hebben wat ik zocht. De conducteur fluit, stapt in en steekt zijn hand op. Spontaan zwaai ik terug, blij dat ik mag blijven.

Ewa Maria Wagner, in 1964 geboren in Silezië, schrijft over haar leven: ‘Na vanaf 1988 drie jaar in München te hebben gemusiceerd, vond ik in Nederland de muziek, het schrijven en mezelf.
    Silezië worstelt al eeuwenlang met zijn identiteit. Misschien daarom besloot mijn vader dat een leven in de muziek de beste weg voor me zou zijn. Maar mijn relatie met de letteren, die ik al sinds mijn kinderjaren koester, groeide met mijn talenkennis mee. Na Pools, Duits, Russisch, Frans en Engels, bekrachtigt juist het Nederlands mijn liefde voor verhalen – de essentie van mijn leven. Sinds het diploma dat ik in 2016 aan de Schrijversvakschool in Amsterdam behaalde, verdiep ik me dagelijks in de Nederlandse taalkronkels om naast mijn geliefde orkestbaan fatsoenlijk te kunnen schrijven. Muziek is mijn rode draad, maar of het nu mijn columns in de NRC betreft, mijn debuutroman Het Tristan Akkoord (2019), mijn essays over mijn woonstreek in de Baarnsche Courant of mijn bijdragen aan Elders literair, zingeving vind ik in de taal zelf.’ www.ewamariawagner.nl

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *